Bij vrijwel elk delict zijn wel sporen te vinden van vezels of textiel. De kleding van slachtoffers en daders, touw dat gebruikt is, contact met vloerbedekking, een gestoffeerde bank, beddengoed of het textiel van een autostoel. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzoekt deze materialen in relatie tot delicten.
Onderzoek naar vezels en textiel kan nuttige informatie opleveren over de achtergrond van bijvoorbeeld moorden, mishandelingen, zedenmisdrijven, brandstichtingen of auto-ongevallen.
Het onderzoek richt zich meestal op:
- het vergelijken van delen textiel of vezelsporen die kunnen zijn overgedragen tijdens een delict
- het bestuderen van beschadigingen in textiel
- het achterhalen van de herkomst van textiel
Een voorbeeld: een vechtpartij
De politie wordt gebeld door een man die verklaart dat zijn buurman hem van achteren heeft beetgepakt en met een schroevendraaier heeft gestoken. Ze treffen een man aan met een wond in zijn buikstreek. De buurman wordt gehoord. Hij ontkent dat hij het slachtoffer recentelijk heeft gezien of gesproken. Wel heeft hij een schroevendraaier op zak. Hij verklaart dat hij met deze schroevendraaier zijn buitenlamp heeft gerepareerd.
De betrokken politieman stuurt de kledingstukken van beide mannen en de schroevendraaier naar het NFI voor onderzoek.
Bij vrijwel elk delict zijn wel sporen te vinden van vezels of textiel. De kleding van slachtoffers en daders, touw dat gebruikt is, contact met vloerbedekking, een gestoffeerde bank, beddengoed of het textiel van een autostoel.
Welke vragen kan de onderzoeker hier beantwoorden?
- Zijn er op basis van vergelijkend vezelonderzoek aanwijzingen voor contact tussen de jas van het slachtoffer en de schroevendraaier?
- Is de beschadiging in de jas van het slachtoffer ontstaan door de schroevendraaier?
- Zo nee, hoe is de jas dan wel beschadigd?
Microscopische en macroscopische kenmerken
Textiel bestaat uit losse, microscopisch kleine vezels van elk ongeveer 0,01 mm dik. Vezels hebben verscheidene kenmerken zoals:
- kleur
- diameter
- polariserend gedrag
- fluorescerend gedrag
- dwarsdoorsnede
- mattering
De vezelonderzoeker vergelijkt deze kenmerken van een vezelspoor (bijvoorbeeld vanaf de plaats delict) met referentiemateriaal (bijvoorbeeld kleding gevonden bij een verdachte). Dit doet hij op microscopisch niveau door gebruik te maken van microscopie en UV/VIS – spectrometrie, infrarood spectrometrie en vloeistof chromatografie.
In sommige gevallen zijn grotere sporen beschikbaar en is ook de textielstructuur (breisel of weefsel) van het spoor zichtbaar. Deze macroscopische kenmerken kunnen sterk verschillen tussen verschillende soorten textiel en verhogen daarmee de bewijswaarde van een gevonden overeenkomst.
Wat zijn mogelijke uitkomsten van het onderzoek?
Vezels en textiel zijn vrijwel nooit uniek, het is daarom in het algemeen niet mogelijk om uit te sluiten dat er geen andere textiele voorwerpen bestaan die gelijke sporen kunnen achterlaten. Er wordt daarom een inschatting gemaakt van de zeldzaamheid van een eventuele overeenkomst. Hoe zeldzamer een spoor, hoe hoger de bewijswaarde van een overeenkomst wordt.
Beschadigingsonderzoek
In het geval van een beschadigingsonderzoek wordt een textiel materiaal onderzocht op de aanwezigheid van beschadigingen, en worden de karakteristieken bepaald. Het beeld van de beschadiging kan een indicatie geven over de ontstaanswijze. Zo kan een beschadiging door een scherprandig voorwerp, zoals een mes, onderscheiden worden van een gescheurde beschadiging of een beschadiging ontstaan door een bot voorwerp (zoals een schroevendraaier).
Als het mogelijk is, wordt beoordeeld of een beschadiging gereproduceerd kan worden, bijvoorbeeld met behulp van proefsteken met een betwist steek- of snijvoorwerp. Op die manier kan de onderzoeker inschatten of een voorwerp de beschadiging kan verklaren.