De forensisch beeldonderzoeker van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) houdt zich bezig met forensisch onderzoek aan beelden, in de breedste zin van het woord.
Zijn technische kennis over camera’s en beeldopslag gebruikt hij om het antwoord te vinden op vragen als:
- Bevat de geheugenkaart van de mobiele telefoon nog fragmenten van gewiste videobestanden?
- Zijn de beelden opgenomen met de in beslag genomen camera?
- Wat is de snelheid van een voertuig in beeld?
- Is de persoon in beeld dezelfde als de verdachte?
Een voorbeeld: een illegale straatrace
Een illegale straatrace resulteert in een aanrijding met een voetganger. De politie houdt de bestuurder aan en stelt een onderzoek in naar de omstandigheden van het incident. Een beveiligingscamera van een nabij gelegen winkelpand heeft het ongeval geregistreerd. De technische recherche neemt het beeldmateriaal in beslag en biedt het voor onderzoek aan bij het NFI met de volgende vragen:
- Wat is de snelheid van de auto voor de aanrijding?
- Remt de auto voor de aanrijding?
Zijn de beelden opgenomen met de in beslag genomen camera? Of is de persoon in beeld dezelfde als de verdachte?
Onderzoeksaanpak
- Het maken van een softwarematig 3D-model van een aantal vaste punten in de omgeving dat te zien is op de beelden, gebaseerd op metingen met landmeetapparatuur of 3D-scanners.
- Projectie van het 3D-model over de beelden op een beeldscherm, gevolgd door bepaling van de positie van de auto in het model voor elk relevant beeld.
- Onderzoek naar timing van de recorder en tijdsinformatie in de beeldbestanden, zodat posities van het voertuig gekoppeld kunnen worden aan een tijdstip. Hierna wordt het snelheidsverloop berekend.
- Bepaling van de meetnauwkeurigheid van de gebruikte methode. Bijvoorbeeld door de methode ook toe te passen op reconstructiebeelden op de locatie van het ongeval met een auto van hetzelfde merk, type en met bekende snelheden.
Mogelijke uitkomsten van onderzoek
- De gemiddelde snelheid van de auto is bepaald over een traject van ongeveer 10 meter voor de plaats van de aanrijding. De grenzen van het tweezijdig 95%-betrouwbaarheidsinterval zijn bepaald op minimaal 124 km/u en maximaal 134 km/u.
- Uit de testopnamen blijkt dat het branden van remlichten goed zichtbaar is in alle opnamen. Er zijn geen brandende remlichten waargenomen in de opname van de aanrijding.
- Gedurende het traject ruim voor de aanrijding is geen vertraging van de auto waargenomen.