Jubileumjaar voor NFI
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) bestaat 25 jaar. In 1999 fuseerden het Gerechtelijk Laboratorium en het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie tot het huidige NFI, maar de geschiedenis van het NFI gaat nog verder terug: het Gerechtelijk Laboratorium is opgericht in 1945. Dat is bijna 80 jaar geleden! In het kader van het jubileum organiseert het NFI meerdere activiteiten. Zo is er op 12 en 13 april een publieksevent in het Rijksmuseum Boerhaave: het ‘Murder Mystery Weekend at the Museum’ en op 6 maart brengt koning Willem-Alexander een werkbezoek aan het instituut. Hij treedt in de voetsporen van een forensisch onderzoeker en probeert met hulp van NFI’ers een fictieve moordzaak op te lossen. Zal het hem lukken de waarheid te achterhalen
Eén van de oudste wapens in de strijd tegen de misdaad is de vingerafdruk. Al tweeduizend jaar geleden is ontdekt dat vingerafdrukken een individu van talloze anderen kunt onderscheiden. Zelfs bij eeneiige tweelingen zijn de vingerafdrukken verschillend! In de negentiende eeuw ontstaat het idee om vingerafdrukken die gevonden zijn op een plaats delict te gebruiken om de dader(s) te vinden. Door pionierswerk van de Argentijnse rechercheur Juan Vucetich, die als eerste een werkend zoeksysteem voor vingerafdrukken opzet, kan in 1892 de eerste moord worden opgelost met behulp van vingersporenbewijs. Het gaat om een moord op meerdere kinderen van de familie Rojas. Een gezinsdrama. De moeder wijst een man aan als dader, maar uiteindelijk blijkt ze de moord toch zelf te hebben gepleegd, omdat haar nieuwe minnaar geen kinderen wilde.
In Nederland wordt in 1911 voor het eerst een vingerafdruk geaccepteerd als bewijs in een strafzaak. Vingerafdrukken worden tot op de dag van vandaag gebruikt bij forensisch onderzoek. Met behulp van een wetenschappelijk onderbouwde methode is het NFI nu zelfs in staat om met zeer minimale vingersporen het bewijs te leveren in strafzaken.
Oprichting Gerechtelijk Laboratorium
De forensische wetenschap ontwikkelt zich aan het begin van de twintigste eeuw. Misdadigers treffen de forensische wetenschap steeds vaker op hun weg. Al in de eeuw ervoor heeft de toxicologie zich ontwikkeld; de studie van vergiften. Rond 1900 begint het onderzoek naar bloedgroepen. Microsporen, zoals minieme krasjes, glassplinters, vezels en haren, helpen dankzij de ontwikkelingen op het gebied van microscopie steeds vaker om misdrijven op te lossen. Nederland loopt in die tijd op het gebied van forensisch onderzoek niet voorop. Er is slechts een handjevol forensische politiedeskundigen. C.J. van Ledden Hulsebosch is één van de bekendste.
De landen om ons heen hebben al gerechtelijke laboratoria, als vlak na de Tweede Wereldoorlog de dan 36-jarige forensisch onderzoeker dr. W. Froentjes opdracht krijgt om ook voor Nederland een gerechtelijk laboratorium in te richten.
Het nieuwe laboratorium vestigt zich in de eetzaal van een voormalig klooster aan de Raamweg in Den Haag. De eerste zaak die Froentjes in 1946 onderzoekt wordt wereldwijd breed in de media uitgemeten. Hij onderzoekt de schilderijen van de meestervervalser Han van Meegeren. Van Meegeren maakt schilderen op naam van beroemde zeventiende-eeuwse kunstenaars, zoals Johannes Vermeer. De schilderijen worden voor enorme bedragen verkocht. De verdachte had de vervalsingen al bekend, maar zijn verklaringen moeten nog geverifieerd worden. Dat lukt en daarna is de naam van het jonge lab gevestigd.
Groei
In de jaren erna komen er steeds meer opdrachten en steeds meer medewerkers. Patholoog J. Zeldenrust verricht de gerechtelijke secties, maar het lab trekt ook een scheikundige en een farmaceut aan. In 1951 zijn er twaalf medewerkers werkzaam die samen 2100 zaken doen. In datzelfde jaar wordt het lab naar Engels model gesplitst in een Gerechtelijk Natuurwetenschappelijk laboratorium en een Gerechtelijk Geneeskundig laboratorium, dat later hernoemd wordt tot Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie.
In de decennia erna groeit het lab verder. Natuurwetenschappelijke methodes worden verfijnder, microscopen steeds beter en de apparatuur steeds gevoeliger. Naast de gewone microscoop komt er een vergelijkingsmicroscoop. Die microscoop maakt de vergelijking van twee objecten, zoals bijvoorbeeld hulzen die achterblijven na een schietincident, mogelijk. De elektronenmicroscoop maakt vergrotingen tot meer dan honderdduizend maal groter mogelijk. Om het onzichtbare zichtbaar te maken, maken onderzoekers gebruik van ultraviolette, infrarode en röntgenstralen. De apparatuur wordt steeds gevoeliger en kan minieme concentraties van een stof aan het licht brengen. De belangrijkste technieken zijn chromatografie en spectrometrie. De eerste is een methode om mengsels van elkaar te scheiden, de tweede is een methode om stoffen en hoeveelheden aan te tonen.
Nieuwe onderzoeksgebieden
In 1973 werken er zestig mensen bij de beide laboratoria. Het pand aan de Raamweg barst uit zijn voegen. Beide laboratoria verhuizen naar een gebouwencomplex aan de Volmerlaan in Rijswijk. In de jaren erna zetten de groei en veranderingen door. De technologie vernieuwt en verbetert continu de onderzoeksmethoden en er komen steeds meer onderzoeksgebieden bij.
Zo wordt eind jaren tachtig DNA-onderzoek een specialisme. De afdeling computeronderzoek begint in 1992 bij de afdeling handschriftonderzoek, maar groeit al snel uit tot een zelfstandige afdeling en later zelfs tot een hele divisie. Ook komen er aan de Volmerlaan steeds meer panden bij. Op de parkeerplaats worden portocabins gezet om het groeiend personeelsbestand te kunnen huisvesten. In 1999 is het zo ver: het Gerechtelijk Laboratorium en het Laboratorium voor Gerechtelijke pathologie worden weer samengevoegd tot één instituut: het NFI!
Het NFI
Ook de laatste 25 jaar worden gekenmerkt door groei en verandering. In 2004 betrekt het NFI een nieuw pand aan de Laan van Ypenburg in Den Haag. Het NFI telt dan inmiddels bijna 350 medewerkers. Koningin Beatrix opent het pand in 2005.
De ontwikkelingen in het forensisch onderzoeksveld blijven doorgaan. We kunnen steeds sneller en steeds meer met minder sporen. Neem bijvoorbeeld DNA-onderzoek: in 1999 zorgt een vergelijking met de DNA-databank - die dan pas net is opgericht - meteen voor een doorbraak in een onderzoek naar de moord en verkrachting van de 13-jarige Sybine Jansons. Het NFI zet zich in voor grotedentificatieonderzoeken, zoals na de ramp met MH17.
In 2019 luidt de ontwikkeling en introductie van het expertsysteem DNAxs een nieuw DNA-tijdperk in. Met dit systeem is het mogelijk om maximale informatie uit DNA-sporen te halen. Een belangrijke spin-off van DNAxs is de Snelle ID-lijn uit 2021, waarin het DNA-onderzoek van A tot Z is geautomatiseerd. Politie en OM ontvangen nu al na drie dagen bericht of er een match is gevonden of niet. Dankzij de (door)ontwikkeling van de software DNAxs kunnen inmiddels grote hoeveelheden DNA-gegevens tussen zaken vergeleken worden en zo zaken met elkaar in verband worden gebracht. Daarmee kunnen op verzoek van het OM en politie criminele netwerken inzichtelijker worden gemaakt.
Databases
De DNA-databank is de bekendste databank van het NFI. Ook op andere deskundigheidsgebieden richtte het NFI de afgelopen decennia (referentie)databases in, zoals op het gebied van glas, vuurwapens etcetera. De databanken zorgen ervoor dat de bewijskracht van sporen nog beter berekend kan worden en de sporen in de databank kunnen zaken aan elkaar linken.
Het NFI ontwikkelt in samenwerking met de politie en het OM het drugsanalysesysteem NFiDENT, om verschillende soorten drugs automatisch te identificeren. De politie ontvangt met NFiDENT al binnen 24 uur het deskundigenrapport van het NFI. Het is een succesvol voorbeeld van remote forensics, dankzij gebruiksvriendelijker analyseapparatuur. Hiermee worden onderzoeksmethoden die voorheen alleen binnen zeer geavanceerde laboratoria beschikbaar waren, ook daarbuiten toegankelijk. De drugs hoeven niet naar het NFI te worden gebracht. Dit bespaart tijd en geld.
Digitale ontwikkelingen
De afdeling digitale technologie ontstaat in de vorige eeuw met de opkomst van computers en elektronische zakagenda’s. De apparaten zijn populair bij criminelen, omdat er een wachtwoord op zit, waardoor opsporingsdiensten niet zomaar bij de gegevens kunnen. In belangrijke onderzoeken moet de politie naar Japan vliegen om de agenda’s in de fabriek te laten ontgrendelen. Dit wordt al snel overbodig, want ook onderzoekers van het NFI kunnen de wachtwoorden kraken. Na de zakagenda’s komen er mobiele telefoons en als die ook weer beveiligd worden, bedenkt het NFI methoden om ook die open te krijgen. Afgelopen jaar ontving het NFI de Anti Fraude Award, omdat het met hulp van het Europese project EXFILES zelfs de nieuwste cryptotelefoons weet te kraken. De digitale zoekmachine Hansken van het NFI is een onmisbaar instrument geworden om grote hoeveelheden in beslag genomen data te analyseren. Steeds meer nationale en internationale opsporingsinstanties gebruiken de toepassing.
Vooruitblik
Inmiddels heeft het NFI achthonderd medewerkers en leveren we jaarlijks een bijdrage aan tienduizenden zaken. “De afgelopen honderd jaar is de wetenschap de verdachte steeds dichter op de hielen gaan zitten”, zegt directeur Wetenschap en technologie Annemieke de Vries: “Waar de Nederlandse forensische wetenschap aan het begin van de vorige eeuw hekkensluiter was, kun je nu wel stellen dat we inmiddels in de kopgroep zijn beland.” Het NFI zet komend jaar in op het verder vergroten en versnellen van het aanbod van forensisch onderzoek. Digitalisering, automatisering, de inzet van kunstmatige intelligentie (AI) en data science bieden daartoe volop kansen, ook voor het verder verbeteren van het aanbod. Het instituut zet volop in op innovaties en (internationale) samenwerking. Daarnaast zijn er commerciële aanbieders van forensisch onderzoek bijgekomen om in de grote vraag naar forensisch onderzoek te voorzien.
“Het forensisch onderzoeksveld blijft in beweging”, zegt Algemeen directeur Marc Elsensohn van het NFI: ”De afgelopen tachtig jaar werden gekenmerkt door verandering, de verwachting is dat het de komende jaren niet anders zal zijn. Verandering is de grote constante door de jaren heen.” Het NFI wil flexibeler en wendbaarder worden om nog sneller op veranderende vragen in te kunnen spelen. Het NFI heeft bijna veertig onderzoeksdisciplines onder één dak, wat bijzonder is. Het NFI wil eenvoudige onderzoeken automatiseren of uitbesteden aan commerciële partijen, terwijl het instituut de focus houdt op complexe en multidisciplinaire zaken, het innoveren van onderzoeken en het overdragen van kennis aan de overige partijen in de strafrechtketen.
AI en datagedreven werken
De verwachting is bijvoorbeeld dat AI en datagedreven werken het forensische onderzoeksveld de komende jaren verder zullen veranderen. “Met de grote hoeveelheden data kunnen we hopelijk straks nog eerder misdrijven helpen oplossen en misschien zelfs voorspellen”, zegt De Vries. Het NFI bouwde een computermodel, dat ‘live’ chatberichten kan doorzoeken op drugstransporten of ophanden zijnde liquidaties. Hiermee zijn moorden en mishandelingen voorkomen en drugstransporten onderschept. Afgelopen jaar werd bekend dat het NFI en het WODC maar liefst 24 miljoen euro krijgen om de komende vier jaar een infrastructuur te ontwikkelen waarin wetenschappelijk onderzoek kan worden uitgevoerd met gevoelige data. Samen met TNO en SURF participeert het NFI in het project GPT-NL, om een Nederlands taalmodel te ontwikkelen dat gebruikt kan worden in het forensisch onderzoeksveld.
Werkbezoek
De koning zal op 6 maart tijdens zijn bezoek een fictieve plaats delict bezoeken. Daarna gaat hij langs de verschillende divisies van het NFI. “Wij vinden het een eer om de koning te mogen ontvangen in ons prachtige instituut”, zegt Elsensohn. Forensisch onderzoekers van verschillende onderzoeksgebieden vertellen over hun werk en de belangrijkste innovaties van het instituut. Wat kunnen de sporen vertellen? Lukt het de koning om de fictieve moordzaak op te lossen?
Geraadpleegde bronnen: Voor de beschrijving van de geschiedenis van het NFI tot 2004 is gebruik gemaakt van het boek ‘Zo moet het gegaan zijn! Het werk van een forensisch onderzoeker’ van Ben van der Have.