OM en NFI starten pilot met genealogische DNA-databanken
Het Openbaar Ministerie (OM) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gaan gebruik maken van genealogische DNA-databanken voor het oplossen van volledig vastgelopen ernstige strafzaken, in de hoop een doorbraak te forceren.
Het Openbaar Ministerie (OM) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gaan gebruik maken van genealogische DNA-databanken voor het oplossen van volledig vastgelopen ernstige strafzaken, in de hoop een doorbraak te forceren. Binnenkort start een pilot waarin die opsporingsmethode ingezet gaat worden in twee cold casezaken. Dat zou voor het eerst zijn in Nederland. Voor het zover is, wordt deze opsporingsmethode nog wel voorgelegd aan de rechter.
Verwantschapsonderzoek
Verwantschapsonderzoek met gebruik van (private) genealogische DNA-databanken kan uitkomst bieden wanneer alle beschikbare opsporingsmiddelen niet hebben geleid tot een doorbraak in de zaak. Het betreft zaken waarin DNA beschikbaar is van nagenoeg zeker de dader of van het onbekende dode slachtoffer van een misdrijf, maar waarmee geen overeenkomst werd verkregen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken, de DNA-databank Vermiste Personen of justitiële DNA-databanken van andere Europese landen. Door het DNA van de onbekende persoon of het onbekende daderspoor te vergelijken met de DNA-profielen van personen in een genealogische DNA-databank, kunnen (verre) verwanten van deze persoon in beeld komen.
Aan de hand van deze verwanten kan vervolgens door stamboomonderzoek de identiteit van de verdachte of het onbekende slachtoffer achterhaald worden. In de Verenigde Staten werd deze methode in 2018 voor het eerst toegepast, en leidde al tot een doorbraak in zo’n 550 cold cases. Ook andere landen hebben deze methode inmiddels verkend of bereiden dit voor. Zo werd deze opsporingsmethode met succes toegepast in Canada en Australië. Ook in Europa zijn al de eerste successen geboekt: in Zweden werd hiermee een dubbele moordzaak uit 2004 opgelost en in Noorwegen onlangs een moordzaak uit 1999.
Verenigde Staten
Het OM en NFI gaan tijdens de pilot gebruik maken van twee genealogische DNA-databanken in de Verenigde Staten. Voor het OM en NFI is het belangrijk dat mensen zélf de keuze hebben gemaakt om hun DNA-profiel aan te bieden aan een van deze databanken en zélf expliciet hebben aangegeven dat politie en OM hun profiel voor strafrechtelijk onderzoek mogen gebruiken. Mensen die daarvoor geen toestemming hebben gegeven, worden buiten de pilot gehouden.
Omdat de voorouders van veel inwoners van de Verenigde Staten afkomstig zijn uit Europa, is het mogelijk dat ook in Nederlandse strafzaken verre verwanten van onbekende verdachten of onbekende slachtoffers via de Amerikaanse databanken worden gevonden. Bovendien maken steeds meer Nederlanders voor stamboomonderzoek gebruik van dit soort DNA-databanken.
Het DNA-profiel van de onbekende persoon of onbekend daderspoor wordt na de vergelijking verwijderd uit de betreffende genealogische DNA-databank.
Onbekende verdachte of slachtoffer
De pilot zal starten met twee geselecteerde zaken, waarin DNA-materiaal beschikbaar is van een nog onbekende verdachte of DNA van een slachtoffer van een misdrijf van wie politie en OM nog steeds de identiteit niet weten.
Het zijn allemaal ernstige strafzaken met een verdenking van moord of doodslag, waarbij alles is geprobeerd om de zaken op te lossen. En niet onbelangrijk, er is voldoende DNA-materiaal van goede kwaliteit van het daderspoor of het onbekende slachtoffer aanwezig. De betrokken nabestaanden in de geselecteerde cold casezaken zijn voor zover zij bekend zijn, inmiddels geïnformeerd.
Voorleggen aan onderzoeksrechter
Het OM en NFI willen met de pilot ervaringen opdoen met deze vorm van onderzoek. De huidige wetgeving maakt het gebruik van deze inmiddels internationaal beproefde methode mogelijk. Daarbij is nadrukkelijk gekeken naar juridische, technische en ethische aspecten, en naar de privacy van de in de databank opgenomen personen.
Het OM zal eerst de rechter-commissaris vragen of deze opsporingsmethode mag worden gebruikt. ’Dat betekent dat we in ieder geval in de eerste twee zaken van de pilot een vordering doen om de onderzoeksrechter te vragen het OM machtiging te verlenen om het onderzoek uit te voeren’, legt Mirjam Warnaar, landelijk officier Forensische Opsporing uit. ‘Als het onderzoek kan plaatsvinden en resulteert in matches met (verre) verwanten, is er vervolgens nog een langdurig onderzoekstraject te gaan. Stamboomroutes moeten worden doorlopen, om uiteindelijk bij de persoon uit te komen die mogelijk de dader of het onbekende slachtoffer is. Het gehele onderzoekstraject is een kwestie van een lange adem.’
Warnaar hoopt dat deze pilot uiteindelijk een doorbraak zal geven in minimaal één van de geselecteerde cold cases. ’Dat zou een geweldig resultaat zijn. En het geeft ons inzicht in de wijze waarop we deze opsporingsmethode in de toekomst in Nederland willen en kunnen inzetten.’