DNA-deskundigen NFI als een van de eersten ter wereld geregistreerd als tekenbevoegd deskundigen op activiteitniveau
DNA-deskundigen Bart Aarts en Bas Kokshoorn van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zijn als tekenbevoegd deskundigen op het ‘activiteitniveau’ opgenomen in het NRGD (Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen). Een bijzondere prestatie: wereldwijd is slechts een handjevol anderen deskundig op dit terrein. Forensisch onderzoek op activiteitniveau is een relatief nieuw vakgebied waar het niet gaat om wie een spoor heeft achtergelaten op een plaats delict of slachtoffer, maar hóe of wanneer het daar terecht is gekomen.
Het NFI loopt samen met Australië en Zwitserland voorop als het gaat om kennis over forensisch DNA-onderzoek op activiteitniveau. Nog maar weinig landen zijn er actief mee bezig en de nodige kennis over hoe je het in zaakonderzoek toepast, ontbreekt. Tegenwoordig betwisten verdachten vaak niet meer dat het hun DNA is dat bij een misdrijf is aangetroffen, maar wel hoe het daar is terechtgekomen. Zij schetsen dan een alternatief scenario dat de aanwezigheid van hun DNA moet verklaren en claimen onschuldig te zijn. NFI-deskundigen zagen die ontwikkeling zo’n tien jaar geleden op zich afkomen. “Daar moesten we iets mee”, zegt Aarts. “Als we acht jaar geleden in een zaak de vraag kregen of het DNA er ook op een andere, niet delict-gerelateerde manier gekomen kon zijn, moesten we het antwoord meestal schuldig blijven.”
Moordwapen of onschuldig kookgerei?
De deskundige geeft een voorbeeld. “Stel, er is iemand doodgestoken met een mes. De politie vindt DNA van de partner van het slachtoffer op het mes en houdt hem aan. Maar de verdachte zegt dat hij het mes eerder heeft gebruikt in de keuken en dat zijn DNA er dus onschuldig op is terechtgekomen. Wat zegt het aantreffen van het DNA van de verdachte op het heft dan? Is dat er terechtgekomen bij het steken van het slachtoffer? Of door eerder contact met het mes bij het koken, zoals de verdachte verklaart?”, illustreert Aarts de mogelijke scenario’s. Het alternatieve scenario van de verdachte staat meestal lijnrecht tegenover het schuldscenario van het OM. Aanvullend onderzoek op activiteitniveau kan hulp bieden voor de rechters bij het beoordelen van de betekenis van de DNA-sporen.
“Om te kunnen beoordelen bij welk scenario de sporen het beste aansluiten, moet je als deskundige zo veel mogelijk weten over wat er met zo’n mes is gebeurd vóór, tijdens en na het delict”, zegt Aarts. “Als de omstandigheden en details bekend zijn, kun je een inschatting maken van de kans op het aantreffen van het DNA van de verdachte op het mes als gevolg van steken en de kans als gevolg van legitiem, huishoudelijk contact. Daarna bekijk je hoe groot de kans is dat er geen DNA van een onbekende persoon op het mes zit in het licht van beide scenario’s. Samen bepalen deze kansen de bewijskracht.”
Kennis opgebouwd
Inmiddels is er veel kennis over hoe sporen zich gedragen. Maar de omstandigheden kunnen per zaak erg verschillen waardoor de kennis niet altijd direct toepasbaar is in zaakonderzoek. Daar wringt het soms. Binnen de afdeling Biologische Sporen van het NFI was een aantal deskundigen erg gemotiveerd om met deze complexe materie aan de slag te gaan. Het resulteerde in een werkgroep die zich bezighoudt met het implementeren van vragen op activiteitniveau in zaakonderzoek. “We hebben onze kennis van de grond af opgebouwd, gebruikmakend van beschikbare wetenschappelijke publicaties over dit onderwerp”, laat DNA-deskundige Bas Kokshoorn weten. “We hebben bedacht hoe we dit type zaken willen aanpakken. Welke informatie is nodig en hoe verzamel je die? Welke statistische modellen gebruik je om tot een bewijskracht te komen? En hoe schrijf je dat op? Nadat we dat hadden vastgelegd, zijn we eenvoudige zaken gaan doen om daar van te leren.” Daarnaast hebben beide DNA-deskundigen de nodige cursussen gevolgd. Uiteindelijk hebben ze zoveel expertise opgebouwd, dat ze klaar waren voor een externe toetsing door het NRGD.
“Het DNA activiteitniveau is bij het NRGD het eerste gebied dat zich hoofdzakelijk richt op onderzoek op het activiteitenniveau”, zegt Nick Laan verbonden aan het NRGD daarover. “Al in 2018 zijn hiervoor samen met onze partners de eerste stappen gezet. Na drie jaar hard werken krijgt het gebied de erkenning die het verdient.”
OvJ kan onderzoek aanvragen
Aarts en Kokshoorn zijn uitgebreid bevraagd op hun kennis en kunde en unaniem deskundig bevonden. De toetsingscommissie bestond uit verschillende internationale deskundigen. “Niet de minste”, stelt Kokshoorn. “Waaronder Peter Gill, de godfather van het DNA-onderzoek, die oog heeft voor deze belangrijke ontwikkeling en graag wilde bijdragen. Gillian Tully, zeg maar de hoogste baas van kwaliteitszorg op forensisch gebied in Engeland en een ervaren tekenbevoegd deskundige op activiteitniveau uit Australië, Duncan Taylor.” Naast Aarts en Kokshoorn zijn ook een oud-collega van het NFI, die inmiddels bij een commerciële partij werkt en een Australiër geregistreerd als deskundigen op activiteitniveau. Het NRGD is op de Nederlandse markt gericht, maar uit de toetsingscommissie blijkt dat het buitenland deze ontwikkeling met interesse volgt. Kokshoorn: “Hopelijk stimuleren we zo andere landen om ook stappen in deze richting te maken.”
Nu de deskundigen geregistreerd zijn bij het NRGD, betekent dat concreet dat een officier van justitie nu zelf een onderzoek op activiteitniveau kan aanvragen. Dit verruimt de toegang tot dit onderzoek voor het OM. Eerder kon dit namelijk uitsluitend met tussenkomst van een rechter-commissaris gebeuren.
Kansen voor toekomst
De kennis over het gedrag van sporen neemt nog altijd toe. Toch speelt onderzoek op activiteitniveau nu vooral vaak een rol aan het einde van een zaak, in de rechtbankfase. De deskundigen wordt dan gevraagd om het sporenonderzoek dat al is gedaan te duiden in het licht van de strijdige scenario’s. Die vraag zal de komende tijd meer naar voorkant van proces verschuiven, verwachten de DNA-deskundigen. “Kennis over de dynamiek van sporen gaat in de toekomst een belangrijkere rol spelen op de PD, waar de zaak begint”, verwacht Kokshoorn. “Dat betekent dat de politie bij het sporenonderzoek op de PD ook al zal proberen te anticiperen op mogelijke alternatieve scenario’s.”