Promotieonderzoek naar oordelen van forensische deskundigen
“Is deze kogel afgevuurd met dit vuurwapen?” Of: “Is dit vingerspoor afkomstig van deze persoon?” Het zijn vragen die forensisch deskundigen beantwoorden. Ze onderzoeken het bewijsmateriaal. Op basis van hun waarnemingen geven ze een oordeel over de herkomst van het bewijsmateriaal en hoeveel steun het bewijs geeft voor dit oordeel (de bewijskracht). Forensisch deskundige Erwin Mattijssen promoveert op 22 juni aan de Radboud Universiteit op wereldwijd onderzoek naar de oordelen van forensische deskundigen. Hij doet ook aanbevelingen om de oordelen van deskundigen in de toekomst te verbeteren.
Uit zijn onderzoek met testcasussen blijkt dat internationale forensische vuurwapendeskundigen moeite hebben om in lastige gevallen de hoogte van de bewijskracht, oftewel de zekerheid van hun oordeel, te bepalen. In twee studies zijn de oordelen over de herkomst van hulzen van circa 75 vuurwapendeskundigen vanuit diverse landen vergeleken met de voor de onderzoeker bekende herkomst. “De beoordeelde richting van het bewijs is meestal correct – het oordeel of er bijvoorbeeld aanwijzingen zijn dat de kogel is verschoten met een bepaald vuurwapen of met een ander vuurwapen. De moeilijkheid zit hem vooral in het beoordelen van de hoogte van de bewijskracht,” aldus Mattijssen. “Deze beoordeelde bewijskracht blijkt vaak te hoog of te laag te zijn.”
Beïnvloeding door irrelevante informatie
Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat deskundigen tijdens hun werk beïnvloed kunnen worden door informatie die ze voor een specifieke taak niet nodig hebben. Deskundigen laten zich bij het doen van onderzoek ‘schaduwen’ door collega’s, die het uitgevoerde onderzoek aan een second opinion onderwerpen. Mattijssen laat zien dat deze controle onafhankelijker is wanneer de collega niet bekend is met de eerste beoordeling. “Dit komt overeen met wat je zou verwachten. Ook in het dagelijks leven oordelen mensen onafhankelijker wanneer ze de beslissing van anderen niet kennen en hier dus niet door beïnvloed kunnen worden,” aldus Mattijssen.
Aanbevelingen verbeteren bewijskrachtoordelen
Mattijssen doet in zijn onderzoek aanbevelingen om de oordelen van deskundigen wereldwijd te verbeteren. De oordelen van deskundigen worden door de rechtbank meegewogen om te besluiten of iemand schuldig of onschuldig wordt bevonden. Het is van groot belang dat deze deskundigenoordelen zo goed mogelijk zijn en vrij van ongewenste beïnvloeding. Volgens Mattijssen is de beïnvloeding door irrelevante informatie grotendeels te ondervangen door hier specifieke procedures voor in te voeren. Zulke procedures moeten ervoor zorgen dat de deskundige alleen de informatie ontvangt die noodzakelijk is voor het uitvoeren van het onderzoek. Daarnaast kunnen verdergaande training door terugkoppeling op hun oordelen binnen wetenschappelijk onderzoek en aanvullende ondersteuning door computeralgoritmes waarbij ‘harde’ data wordt geanalyseerd, bijdragen aan betere deskundigenoordelen. “Het is belangrijk dat we kritisch kijken naar het forensisch werk om met studies als deze inzicht te krijgen in de mogelijkheden tot continue verbetering.”
Feedbackstudie voor aantoonbaar gekalibreerde bewijsoordelen
Het NFI - waar Mattijssen ook zelf als vuurwapendeskundige werkt - heeft de procedures voor het schaduwen bij de vuurwapendeskundigen al aangepast naar aanleiding van de bevindingen. Het NFI is bezig om ook de overige aanbevelingen van Mattijssen te implementeren. “Het vuurwapenteam werkt aan een feedbackstudie om in de toekomst beter gekalibreerde bewijskrachtoordelen te geven. Hiermee zou het NFI het eerste forensische instituut zijn dat aantoonbaar juiste bewijskrachtoordelen rapporteert,” aldus Mattijssen. Hij adviseert ook om te investeren in de opbouw van referentiedatabases. “Deze databases zijn nodig om op basis van zeldzaamheid van sporen of computervergelijkingen ook de bewijskracht te berekenen. Daarnaast moet in kaart gebracht worden op welke vlakken de deskundige beter is en waar de computer.” Het NFI werkt momenteel aan een computerprogramma om in de toekomst deskundigen te ondersteunen bij hun oordelen. “Het duurt nog wel even voor dit op grote schaal kan worden toegepast in zaakonderzoek,” aldus Mattijssen. “Het is belangrijk om de kwetsbaarheden van het onderzoek te herkennen. We delen die ook, zodat anderen hier ook verstandig mee om kunnen gaan.”
‘Forensische wetenschap nog niet uitontwikkeld’
“Het onderzoek van Mattijssen toont aan dat de forensische wetenschap nog lang niet is uitontwikkeld,” zegt Annemieke de Vries, directeur wetenschap en technologie van het NFI. “Investeren in innovaties is noodzakelijk. Onderzoek waarin je de eigen processen kritisch bekijkt, is van grote waarde. Wanneer je alleen de bevestiging zoekt van wat goed gaat, kan je niet verbeteren. Kritische studies helpen om onszelf maar ook het gehele forensische onderzoeksveld te blijven ontwikkelen. We zijn internationaal toonaangevend en dat willen we ook blijven. Het NFI wil excelleren op complex onderzoek, geleid door wetenschappelijke inzichten, om daarmee optimaal bij te dragen een veilige en rechtvaardige maatschappij.”
Publicaties in wetenschappelijke forensische tijdschriften
De verschillende studies die onderdeel uitmaken van het promotieonderzoek zijn al gepubliceerd in verschillende wetenschappelijke forensische tijdschriften. Zoals ‘Validity and reliability of forensic firearm examiners’ en ‘Assessing the frequency of general fingerprint patterns by fingerprint examiners and novices’ in Forensic Science International, ‘Implementing context information management in forensic casework: Minimizing contextual bias in firearms examination’ en ‘Cognitive biases in the peer review of bullet and cartridge case comparison casework: A field study’ in Science & Justice en ‘Firearm examination: Examiner judgments and computer‐based comparisons’ in Journal of Forensic Sciences.