Studie naar overdracht DNA levert geen nieuwe inzichten op

In de media is aandacht voor een onderzoek van de Universiteit van Indianapolis naar de overdracht van DNA. De conclusie van het onderzoek is dat DNA gemakkelijk via iemand anders (secundaire overdracht) kan worden overgedragen en dat dit vaker voorkomt dan werd gedacht. Op het gebied van forensisch DNA-onderzoek bevat deze studie geen nieuwe informatie.

Er zijn in de afgelopen jaren met enige regelmaat wetenschappelijke publicaties verschenen waarin aandacht is voor de secundaire overdracht van DNA. Het is algemeen bekend dat deze overdracht mogelijk is. Het is niet te zeggen hoe vaak dit gebeurt in strafzaken.

Omstandigheden studie maximaliseren kans op overdracht

De studie die de Universiteit van Indianapolis heeft uitgevoerd, is er op gericht om secundaire overdracht van DNA aan te tonen. Daartoe is het onderzoek zo opgezet dat de kans op deze secundaire overdracht zo groot mogelijk is.

Zo hebben de deelnemers bijvoorbeeld vooraf hun handen gewassen. Daarna latex handschoenen gedragen, waardoor de handen gaan zweten en veel DNA-materiaal bevatten. Vervolgens hebben ze twee minuten lang elkaars hand vastgehouden en tenslotte een vooraf schoongemaakt mes vast te pakken. Ook is de interpretatie van de DNA-profielen anders uitgevoerd dan dat dit in een werkelijke zaak zou gebeuren.

Verschillen tussen studie en praktijk

Wat in de studie niet is meegenomen en wat in de praktijk zeer reƫel is, is dat na het contact tussen personen andere handelingen plaatsvinden, voordat er bijvoorbeeld een wapen wordt vastgepakt. Handelingen die er enerzijds voor zorgen dat er secundair overgedragen DNA van - in dit geval de handen - verdwijnt en anderzijds DNA van andere personen wellicht weer wordt overgedragen. Zoals bijvoorbeeld het sluiten/openen van een deur, het lezen van de krant of een reis met het openbaar vervoer etc.

De studie van de Universiteit van Indianapolis kan daardoor niet direct worden vertaald naar de forensische praktijk.

Altijd rekening houden met secundaire overdracht

Desalniettemin dient er in het forensische DNA-onderzoek altijd rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat er op legitieme wijze, bijvoorbeeld middels secundaire overdracht, DNA op een voorwerp of persoon terecht is gekomen. Zeker wanneer een spoor bestaat uit minimale biologische sporen. Dit zijn de sporen die met het blote oog niet te zien zijn en ook niet met de huidige beschikbare technieken zichtbaar kunnen worden gemaakt.

Het is hierbij van belang om in de specifieke zaak te bepalen wat de kans is dat het DNA indirect is overgedragen, en niet uitsluitend stil te staan bij het feit dat secundaire overdracht een mogelijkheid is.

DNA-profielen die matchen met databank

Belangrijk om rekening mee te houden is dat ongeveer de helft van de minimale biologische sporen een DNA-profiel oplevert. Weer een kleiner deel hiervan zal een match geven met een persoon die in de DNA-databank voor strafzaken is opgenomen.

Deze matches kunnen in de opsporing een belangrijke rol spelen om een verdachte in beeld te krijgen. Welke waarde deze match uiteindelijk heeft, wordt mede bepaald door de context van de zaak, de afgegeven verklaringen en de overige bewijsmiddelen in een zaak.

Rechter beschouwt en oordeelt

Uiteindelijk blijft het de taak van de rechter om alle onderzoeken binnen de context van een specifieke zaak te beschouwen en op basis daarvan tot een oordeel te komen.