Nog geen identificatie Watersnoodrampslachtoffers

Het DNA-verwantschapsonderzoek dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft uitgevoerd naar 31 onbekende slachtoffers van de Watersnoodramp, heeft vooralsnog niet geleid tot een identificatie. Dat blijkt uit de eerste resultaten.

Het NFI deed DNA-verwantschapsonderzoek op verzoek van het Landelijk Bureau Vermiste Personen van de politie. In 2013 groef de politie met medewerking van het NFI en met toestemming van de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland. Begin 2014 zijn ook in Goes en Reimerswaal twee Watersnoodrampslachtoffers opgegraven.

Uit dit onderzoek blijkt dat er een familieband bestaat tussen een nabestaande en één van de onbekende slachtoffers. Wat de exacte identiteit van het slachtoffer is, blijft echter onbekend omdat binnen de betreffende familie twee personen vermist raakten tijdens de Watersnoodramp. Verder DNA-onderzoek kan hierover geen uitsluitsel geven.

Verder blijkt dat twee van de onbekende slachtoffers familie van elkaar zijn. Op welke manier de twee slachtoffers in de mannelijke lijn met elkaar verwant zijn, is niet duidelijk. Het gaat hoogstwaarschijnlijk om een vader en een zoon, maar het kunnen ook neven zijn.

DNA-afname

In 2013 gaf de burgemeester van Schouwen-Duiveland toestemming om de 29 onbekende slachtoffers op te graven om DNA af te nemen. De politie riep familieleden van vermiste Watersnoodrampslachtoffers op om hun DNA af te staan. Van 65 nabestaanden is wangslijmvlies afgenomen en opgenomen in de DNA-databank voor vermiste personen.

Het NFI kon elf mannelijke (waaronder twee kinderen) DNA-profielen en vijftien vrouwelijke (waaronder één kind) DNA-profielen vervaardigen. Van twee personen kon geen DNA-profiel worden vastgesteld, van een onbekende dode kon alleen een gedeeltelijk DNA-profiel worden vervaardigd. Dit gedeeltelijke DNA-profiel kan niet in de databank worden opgenomen. Wel kunnen er handmatige vergelijkingen mee worden uitgevoerd.

Eerstegraads familieleden essentieel

DNA wordt doorgegeven van ouder op kind. Hierdoor hebben DNA-profielen van familieleden meer overeenkomsten dan DNA-profielen van niet-verwante personen. Dit is het basisprincipe van het DNA-verwantschapsonderzoek. Daarbij geldt dat DNA-profielen van eerstegraads familieleden, zoals ouders, kinderen, broers en zussen een hogere mate van overeenkomst hebben, dan verre familieleden.

Door het DNA-profiel een naamloos slachtoffer te vergelijken met het DNA-profiel van een eerstegraads familielid is een directe familieband goed aan te tonen. Het is veel moeilijker om verwantschap aan te tonen op basis van DNA-profielen van tweede- of derdegraads familieleden, zoals ooms, tantes, kleinkinderen, neven en nichten. In deze gevallen zijn er vaak te weinig overeenkomsten tussen DNA-profielen.

Afstaan wangslijmvlies nog steeds mogelijk

Om tot sterkere aanwijzingen van verwantschap te komen zijn meer DNA-profielen van ouders, kinderen, broers en zussen van de vermisten nodig. Nabestaanden die alsnog wangslijmvlies willen afstaan kunnen bellen met 0900-8844 om een afspraak te maken bij de afdeling forensische opsporing van de politie in hun woonplaats of de met specialist Vermiste Personen in hun regionale eenheid.