Stand van zaken DNA-onderzoek MH17
Nabestaanden van de slachtoffers van de ramp met vlucht MH17 hebben dinsdagavond 26 augustus de stand van zaken gehoord over de verschillende onderzoeken. Eén van die onderzoeken heeft betrekking op het DNA-onderzoek dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verricht ten behoeve van het identificatieonderzoek door het LTFO.
De afgelopen weken ontving het NFI via het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) meer dan 600 bemonsteringen van stoffelijke resten, die eerder in het rampgebied in Oekraïne waren veiliggesteld en vervolgens waren overgebracht naar Hilversum. Daarnaast ontving het NFI DNA-materiaal van nabestaanden (familieleden) en van gebruiksvoorwerpen van slachtoffers die bij hen thuis lagen.
Ruim driekwart van de bemonsteringen die in Hilversum zijn genomen, leverde tot nu toe een DNA-profiel op. De overige bemonsteringen bevatten vooralsnog onvoldoende DNA om een bruikbaar DNA-profiel te vervaardigen. Dit bleek uit de eerste analyseronde. De bemonsteringen die vooralsnog niet met succes zijn geprofileerd, worden met complexere technieken opnieuw geanalyseerd. Hoeveel tijd dit kost is nog onduidelijk. Ook is niet uitgesloten dat sommige lichaamsdelen opnieuw door het LTFO bemonsterd moeten worden in Hilversum.
Aanvullend onderzoek
Het DNA-materiaal van nabestaanden is geanalyseerd en geprofileerd. Daarnaast zijn van de onderzochte persoonlijke gebruiksvoorwerpen veel bruikbare DNA-profielen verkregen.
Nadat het NFI aanvullend onderzoek heeft verricht op alle bemonsteringen, wordt een definitieve uitspraak gedaan over het aantal personen waarvan een uniek DNA-profiel is vervaardigd. Het is nog niet bekend hoelang dit duurt.
Direct nadat een DNA-profiel is vervaardigd, start de vergelijkende onderzoeksfase. Hierbij vergelijkt het NFI de DNA-profielen van de slachtoffers met de DNA-profielen van de nabestaanden en/of de DNA-profielen die zijn vervaardigd op basis van de persoonlijke eigendommen van de slachtoffers.
Het NFI heeft tot dinsdag 26 augustus 283 unieke DNA-profielen van overledenen vastgesteld. Dit aantal neemt waarschijnlijk de komende weken nog toe. Het aantal unieke DNA-profielen zegt echter nog niks definitiefs over het uiteindelijke aantal identificaties van slachtoffers. Het legt de basis voor het verdere DNA-onderzoek. Er is daarna nog een aantal stappen noodzakelijk om daadwerkelijk tot een identificatie door het LTFO te komen.
Computerprogramma
Het DNA-profiel van de overledene wordt in een speciaal hiervoor ontwikkeld computerprogramma vergeleken met het DNA-profiel van familieleden. Wanneer van een vermiste persoon een DNA-profiel is verkregen uit een persoonlijk gebruiksvoorwerp wordt ook dit ingevoerd. De software herkent patronen van overeenkomsten in de DNA-profielen en berekent vervolgens de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden overeenkomst.
Via de familierelatie bestaat er een grote overeenkomst tussen de DNA-profielen van de overledene en zijn eerstegraads verwanten. De wetenschappelijke bewijswaarde van het DNA-identificatieonderzoek wordt altijd gekwantificeerd. Het wettelijk criterium is een waarschijnlijkheidswaarde van 99,99%, dan wordt gesproken van een positieve DNA-match. Er wordt ook gesproken van een match wanneer bij de vergelijking met een persoonlijk item de DNA-profielen volledig identiek zijn.
Uitkomsten
De uitkomsten van de DNA-onderzoeken rapporteert het NFI aan het LTFO. Het LTFO neemt de DNA-onderzoeksresultaten vervolgens mee met alle overige uitkomsten in het identificatieonderzoek. Indien het verkregen DNA-profiel van de overledene niet gematcht kan worden met de DNA-profielen van nabestaanden, noch met persoonlijke items, is er geen sprake van een DNA-match. Het duurt naar verwachting nog enkele maanden voordat het DNA-vergelijkend onderzoek volledig is afgerond.