DNA-onderzoek slachtoffers vliegramp in volle gang
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is bezig met het DNA-identificatieonderzoek van de slachtoffers van de vliegramp met vlucht MH17. Dit gebeurt met behulp van de DNA-profielen van de slachtoffers en hun nabestaanden. Bij het vergelijkend DNA-onderzoek maken de DNA-deskundigen gebruik van de stambomen van de slachtoffers.
Het NFI vervaardigt de DNA-profielen op basis van het DNA-materiaal dat door het Landelijke Team Forensische Opsporing (LTFO) bij zowel de slachtoffers als bij de familieleden van de slachtoffers is afgenomen.
DNA is onderdeel van identificatieonderzoek LTFO
Het DNA-onderzoek is onderdeel van het identificatieonderzoek dat het LTFO uitvoert. Om tot een identificatie te komen, kijken de deskundigen in Hilversum naar de lichaamskenmerken van de slachtoffers, waaronder de vingerafdrukken en de gebitsstatussen. Ook bezittingen van de slachtoffers, zoals kleding en sieraden, en de informatie die er is over hen wordt meegenomen.
DNA-afname bij slachtoffers
Gedurende het identificatie-onderzoek nemen de deskundigen van het LTFO DNA-materiaal bij de slachtoffers af. Dit betreft een stukje spierweefsel, botweefsel en een gebitselement (kies of tand). In gebitselementen is het DNA het best beschermd tegen invloeden van buitenaf. De bemonsteringen spier, bot, tand of kies worden aangeleverd bij het NFI, dat op basis van deze materialen de DNA-profielen van de slachtoffers opstelt.
DNA-afname bij nabestaanden
Het NFI ontvangt ook de DNA-monsters die door de familierechercheurs van de politie bij de eerstelijns familieleden van de slachtoffers zijn afgenomen. Hierbij gaat het om wangslijmvlies. De familierechercheurs nemen dit bij de nabestaanden af door met een klein borsteltje langs de binnenkant van hun wang te strijken. Eerstelijns familieleden zijn ouders, kinderen, broers en zussen van het slachtoffer. DNA-afname bij deze familieleden is belangrijk, omdat DNA-profielen van eerstegraads familieleden een hogere mate van overeenkomst hebben, dan verre familieleden.
DNA van gebruiksvoorwerpen slachtoffers
Gebruiksvoorwerpen waar de slachtoffers voor ze overleden hun DNA op achterlieten, ontvangt het NFI ook. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een tandenborstel, een haarborstel waarin nog haren zitten of een scheermesje. Deze voorwerpen kunnen het DNA van het slachtoffer zelf bevatten.
In de praktijk zijn deze voorwerpen niet altijd aanwezig, bijvoorbeeld doordat de slachtoffers deze spullen ten tijde van de ramp bij zich hadden. Daarnaast is enig voorbehoud noodzakelijk, omdat het de vraag is of het gebruiksvoorwerp daadwerkelijk van het slachtoffer is geweest en of het voorwerp ook alleen door het slachtoffer is gebruikt.
Vergelijken van DNA-profielen
Om op basis van DNA tot een identificatie te komen, worden de DNA-profielen van de slachtoffers vergeleken met de DNA-profielen van hun familieleden en/of met de DNA-profielen die zijn opgesteld op basis van hun eigen gebruiksvoorwerpen. DNA wordt doorgegeven van ouder op kind. Hierdoor hebben DNA-profielen van familieleden meer overeenkomsten dan DNA-profielen van niet-verwante personen. Dit is het basisprincipe van het DNA-verwantschapsonderzoek.
Gebruik van Bonaparte
Om de DNA-profielen van de slachtoffers te kunnen vergelijken met de DNA-profielen van hun familieleden gebruikt het NFI het speciaal hiervoor ontwikkelde computerprogramma Bonaparte.
De DNA-profielen van de familieleden worden in Bonaparte ingevoerd. Wanneer van een slachtoffer zelf een DNA-profiel beschikbaar is (verkregen uit een persoonlijk gebruiksvoorwerp), wordt ook dit ingevoerd.
Bonaparte plaatst de DNA-profielen van de familieleden en die van de slachtoffers in de familiestambomen.
Vervolgens vergelijkt en berekent het computersysteem voor ieder lichaam of lichaamsdeel van de slachtoffers of het DNA-profiel past bij de DNA-profielen van de nabestaanden.
Is in een stamboom op basis van een persoonlijk gebruiksvoorwerp het DNA-profiel van het slachtoffer zelf opgenomen, dan onderzoekt Bonaparte welk lichaam of welke lichaamsdelen daarmee matchen.
Ook vergelijkt het de DNA-profielen van de lichamen en lichaamsdelen van de slachtoffers met elkaar. Hierdoor wordt duidelijk of verschillende lichaamsdelen bij eenzelfde slachtoffer horen en of er een familieband bestaat tussen de slachtoffers onderling.
Samenhang tussen resultaten leidt tot identificatie
Op basis van de samenhang van alle resultaten van al de verschillende identificatieonderzoeken - bijzondere uiterlijke kenmerken, vingerafdrukken, gebitsstatus en DNA-profilering – wordt een stoffelijk overschot uiteindelijk door het LTFO geïdentificeerd.