Aanvullend onderzoek Puttense moordzaak
In de Puttense moordzaak heeft het NFI in 2002 van het OM de opdracht gekregen DNA-onderzoek uit te voeren. Het NFI heeft dit onderzoek voltooid en heeft hiervoor (onder meer) het in 1994 reeds veiliggestelde stukje stof van de slip van Christel Ambrosius onderzocht.
Uit het in 1994 veiliggestelde stukje stof van de slip is een bloedspoor geknipt. Dit bloedspoor is aan DNA-onderzoek onderworpen. De restfragmenten van het in 1994 veiliggestelde stukje stof zijn op het NFI bewaard gebleven.
Dat de fragmenten van restmateriaal van de slip bij het NFI bewaard zijn gebleven - is in tegenspraak tot eerdere berichtgeving in de media - al in 2004 en in 2007 aan het Openbaar Ministerie gemeld. Dat was ruimschoots voor de DNA-match die leidde tot de aanhouding van de huidige verdachte. In 2010 is de aanwezigheid van de fragmenten nogmaals gemeld aan het OM. Er is dus geen sprake van ‘plots teruggevonden materiaal’.
Het gerechtshof in Arnhem heeft donderdag 11 november jl. in het hoger beroep beslist dat de sporen op de restfragmentjes door het NFI dienen te worden onderzocht.
In de afgelopen jaren hebben de mogelijkheden van (mitochondriaal) DNA-onderzoek zich razendsnel ontwikkeld. De onderzoeksprotocollen en –methoden van het NFI zijn op basis hiervan continue geïnnoveerd en aangescherpt. Dit heeft ervoor gezorgd dat het NFI naast DNA ook één minuscuul haarfragment heeft ontdekt op de restfragmenten van de slip van Christel Ambrosius. Dit haarfragment is inmiddels aan verder onderzoek onderworpen. Die resultaten zijn binnen een week aan het OM gerapporteerd.