Vermeende "blunders" in zaak Putten
In de Telegraaf van vrijdag 23 mei 2008 wordt beweerd dat er blunders zijn gemaakt met forensische sporen waardoor de werkelijke moordenaar vrijuit kon gaan.
Het belangrijkste punt van kritiek betreft een bloedspoor dat gevonden is in het slipje van het slachtoffer. In 2002 heeft het NFI gerapporteerd over dit bloedspoor, maar dat zou niet in het dossier zijn gekomen. Er wordt daarmee gesuggereerd dat het NFI daarmee ontlastend bewijsmateriaal niet zou hebben gemeld.
Het betreffende bloedvlekje bevatte echter DNA van het slachtoffer, niet van de mogelijke dader. Dat er sprake was van een mogelijk daderspoor of van ontlastend bewijsmateriaal is dus onjuist.
Welke stukken in het dossier worden opgenomen is de verantwoordelijkheid van het OM. Hierbij is relevant dat het bloedvlekje geen DNA bevatte van de mogelijke dader.
Het stoffelijk overschot zat onder het bloed, ten gevolge van de wijze waarop het slachtoffer om het leven was gebracht. In het onderzoek was men uiteraard op zoek naar dadersporen, in dit geval sperma. Dat is ook gevonden.
De sleeptheorie is ter zitting verdedigd door een hoogleraar gynaecologie. De sleeptheorie is niet van het NFI afkomstig en het lag ook niet als onderzoeksvraag bij het NFI. Het NFI beschikt ook niet over de relevante deskundigheid (gynaecologie).