Scenariogericht PD-onderzoek: naar een robuuste en herleidbare methode
Tijdens het onderzoek op een plaats delict (PD) zoeken PD-onderzoekers van de politie naar sporen die informatie kunnen geven over wat er is gebeurd. Dat zij dit goed en zorgvuldig doen is van cruciaal belang, want verzamelde sporen worden gebruikt bij de reconstructie en bewijsvoering van het vermeende misdrijf. Toch is het opsporingsproces niet zo eenvoudig als het lijkt: Waar zijn relevante sporen te vinden? Hoe moeten deze worden geïnterpreteerd? En hoe kan een PD-onderzoeker meerdere scenario’s op een juiste wijze toetsen? Voor wetenschappelijk onderzoekers Madeleine de Gruijter en Matthijs Zuidberg van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waren deze vragen aanleiding om samen met de politie een meer gestructureerd denkkader te ontwikkelen voor de aanpak van PD-onderzoek in Nederland.
Wat gebeurt er als twintig PD-onderzoekers uit verschillende eenheden dezelfde fictieve plaats delict onderzoeken? Het is een van de vragen die Madeleine de Gruijter had toen ze in 2017 haar promotieonderzoek deed naar de invloed van mobiele identificatietechnieken op de beslissingen en keuzes van forensisch rechercheurs op de plaats delict. Wat blijkt: de rechercheurs gaan verschillend te werk. “Er was verschil in hoelang ze bezig waren, maar ook in de aanpak van het onderzoek, hoeveel sporen ze veiligstelden en welke sporen ze kozen voor vervolgonderzoek”, vertelt De Gruijter.
Matthijs Zuidberg werkt op dat moment als wetenschappelijk onderzoeker bij het Mobiel Forensisch Team van het NFI (tegenwoordig team Plaats Delict Innovatie). Hij ziet het PD-onderzoek steeds belangrijker worden voor het forensisch onderzoek. “Bij het NFI werken wij met wat er van de plaats delict afkomt. De keuzes die daar worden gemaakt zijn van invloed op het hele forensisch onderzoek”, zegt Zuidberg.
Handvatten ontbreken
In de zomer van 2017 start De Gruijter bij het NFI en gaat samen met Zuidberg, de politie, de Technische Universiteit Delft en de Hogeschool van Amsterdam aan de slag met een project dat zich richt op het in kaart brengen van de doelmatigheid, efficiëntie en kwaliteit van het PD-onderzoek. De resultaten laten zien dat PD-onderzoekers voor een complexe taak staan. Er wordt veel kennis en besluitvaardigheid van hen gevraagd, maar de juiste handvatten om daarin te ondersteunen ontbreken. Dat deze handvatten nodig zijn, blijkt onder andere uit de bevinding dat onderzoekers verschillend te werk gaan op de PD.
‘Hoewel verschillen in de uitvoering van het PD-onderzoek wellicht niet in elke zaak tot significant andere uitkomsten zullen leiden, is het wel degelijk van belang die verschillen te minimaliseren. Immers, sporen die niet zijn opgemerkt, niet zijn geselecteerd, niet op een correcte manier zijn veiliggesteld of niet goed zijn gedocumenteerd, kunnen weinig of niets bijdragen aan het strafrechtelijk onderzoek en de bewijsvoering, of deze zelfs verkeerd beïnvloeden’, schrijven De Gruijter en Zuidberg in de publicatie ‘Van opsporing tot bewijsvoering – Plaats delict-onderzoek voor de hele strafrechtketen’.
Samenwerking met de keten
Tijdens hun onderzoek zien De Gruijter en Zuidberg steeds meer het belang in van een gestructureerde aanpak van het PD-onderzoek en trekken ze de stoute schoenen aan. Ze gaan in gesprek met PD-onderzoekers van het NFI en de politie, maar ook met forensisch coördinatoren en forensisch officieren, en sluiten aan bij een themaoverleg over onderzoek en innovatie van de politie. Ze stellen iedereen die zij spreken de ogenschijnlijk simpele vragen: Hoe kijken jullie naar PD-onderzoek? Is het onderzoek voldoende robuust en herleidbaar? “Het was best spannend om zo de keten in te gaan, want wie zijn wij om de kwaliteit van het PD-onderzoek ter discussie te stellen?”, zegt Zuidberg. “Maar al snel bleek dat iedereen vond dat we als keten moesten werken aan de ontwikkeling van een meer gestructureerde methode voor de aanpak van het plaats delict onderzoek. Niet alleen het NFI is ervan afhankelijk, maar de tweedelijns van de politie ook, en uiteindelijk de hele strafrechtketen.”
Werkgroep
In 2020 vormen ze een werkgroep met deelnemers vanuit de forensische opsporing, tactisch analisten, collega’s van het NFI, het Openbaar Ministerie, de Politieacademie, de Vrije Universiteit Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam. Samen ontwikkelen zij sindsdien een gestructureerde onderzoeksmethode, gebaseerd op het scenariodenken dat in de bestaande werkwijze al wordt toegepast. “Het denken in scenario’s – wat kan er gebeurd zijn? – is belangrijk bij de aanpak van het onderzoek en het veiligstellen van sporen. Maar hoe doe je dat op de juiste manier? Door dit meer structuur te geven, werken we toe naar een robuuster en beter herleidbaar onderzoek, waarin er minder verschil is in aanpak tussen PD-onderzoekers, en overwogen scenario’s en gemaakte keuzes beter terug te vinden zijn”, zegt De Gruijter.
Van scenario naar scènes
Waarin verschilt het nieuwe denkkader van de huidige werkwijze van PD-onderzoekers? “PD-onderzoekers leren nu vooral te werken volgens de structuur van een vierfasenmodel”, legt De Gruijter uit. “Eerst bekijken ze de plaats delict zonder sporen te verzamelen. Dan doen ze een stap terug en denken na over hypotheses en scenario’s over wat er gebeurd kan zijn. Vervolgens voeren ze onderzoek uit, toetsen hun verwachtingen en stellen die eventueel bij. Maar hoe ga je nou precies te werk in al deze stappen? Daar missen we handvatten voor.”
Om die handvatten te creëren kon de werkgroep voortborduren op het ‘methodisch werken’ dat is ontwikkeld door de PD-onderzoekers van het NFI, en een methode voor PD-onderzoek ontwikkeld door Zweedse collega’s. Daarnaast werd ook de Scenario Reconstructie Methodiek van Chantal Epskamp gebruikt als inspiratie. Op basis hiervan bedacht de werkgroep om het scenariodenken op te splitsen in kleinere onderdelen: scènes. “Een scenario is het grote verhaal van wat er gebeurd zou kunnen zijn op een plaats delict. Maar om vervolgens het PD-onderzoek vorm te geven, heb je kleinere scènes van dat verhaal nodig. Je moet nadenken over welke specifieke handelingen er hebben plaatsgevonden, want juist die handelingen leiden tot sporen”, vertelt De Gruijter.
Relevante handelingen en sporen
Veel sporen zijn niet direct met het blote oog zichtbaar. Een PD-onderzoeker moet nadenken over mogelijke relevante scènes en over de sporen die verwacht worden als die scène waar zou zijn. “Dit helpt bij het bepalen van de locatie van mogelijk relevante sporen”, zegt De Gruijter. Ze geeft een voorbeeld: “Een PD kan bijvoorbeeld aanleiding geven om te overwegen of het slachtoffer is verplaatst. De vraag is dan hoe het slachtoffer verplaatst kan zijn. PD-onderzoekers denken op basis van hun waarnemingen, informatie en eigen kennis en ervaring na over de verschillende relevante scènes. Een scène kan zijn dat het slachtoffer is verplaatst door het te verslepen aan de enkels, aan de polsen of onder de oksels, of misschien heeft het slachtoffer zichzelf nog verplaatst. In alle opties hebben er verschillende handelingen plaatsgevonden die tot verschillende sporen hebben geleid. We zien dat onderzoekers door te denken in kleinere scènes veel makkelijker komen tot: als het zo gegaan is, dan kan ik deze sporen verwachten en ga ik dit onderzoeken op de plaats delict.”
Ook kunnen PD-onderzoekers denken vanuit een spoor dat ze hebben waargenomen tijdens hun eerste verkenning van de plaats delict. De Gruijter geeft als voorbeeld: “Stel, er ligt bloed op een tapijt. Dan is de vraag hoe dat bloed daar terechtgekomen is. Is het slachtoffer hier gewond geraakt of is de dader zelf misschien gewond geraakt? Ook hier kun je nadenken over verschillende scènes, onderliggende handelingen en de sporen die je daarbij verwacht. Als de dader gewond is geraakt, wat zou er dan nog meer gebeurd kunnen zijn? Misschien zijn er handen gewassen of is er gezocht naar verband. Als dat zo is, waar zou je dan nog meer sporen kunnen verwachten?”
Oefenrondes
Om het nieuwe denkkader in de praktijk te testen en bij te schaven organiseren De Gruijter en Zuidberg regelmatig oefenrondes. “Via het Kwaliteitsnetwerk PD-onderzoek kwamen we in contact met PD-onderzoekers van de politie. We werken nu met een poule van tien PD-onderzoekers uit verschillende eenheden, die op een fictieve plaats delict in de praktijk testen wat wij in de werkgroep hebben bedacht en hier feedback op geven”, zegt Zuidberg. Op het terrein van de Politieacademie in Apeldoorn zetten hij en De Gruijter een fictieve plaats delict op die de PD-onderzoekers onderzoeken aan de hand van de bedachte denkstappen. Zo krijgen De Gruijter en Zuidberg direct feedback van de PD-onderzoekers over wat goed en minder goed werkt en hoe zij de denkstappen kunnen verbeteren voor de volgende oefenronde.
“Iedere ronde zien we vooruitgang”, merkt Zuidberg op. “Tijdens de allereerste oefenronde vroeg ik de PD-onderzoekers bijvoorbeeld om ook op te schrijven wat ze níét zagen op de plaats delict. Opschrijven wat er allemaal niet is? Dat is wel ingewikkeld, werd gezegd. Maar door gestructureerd scènes te vormen en na te denken over waar sporen verwacht kunnen worden, was het een stap die ze heel natuurlijk en automatisch maakten. En dat is eigenlijk waar de methode om draait: Wat zou er gebeurd kunnen zijn? Wat verwacht je dan waar te nemen, en wat ga je dan doen? Zo ontstaat de motivatie om sporen veilig te stellen en te bemonsteren, en geef je ook meerwaarde aan de afwezigheid van sporen.”
App
Als extra handvat konden De Gruijter en Zuidberg dankzij ondermijningsgelden samen met Microsoft een app ontwikkelen die de PD-onderzoekers extra ondersteunt in de denkstappen. Deze app is niet bedoeld om in de praktijk te gebruiken, maar faciliteert de ontwikkeling van het gestructureerde denkkader. De app biedt de PD-onderzoeker namelijk de mogelijkheid om op een gestructureerde manier notities te maken bij alle denkstappen in het proces, van wat er binnen een bepaalde scène gebeurd kan zijn, tot welke sporen er op welke plek onderzocht en bemonsterd zijn.
Veel op pad
Om de keten te informeren en iedereen op de hoogte te houden van de ontwikkelingen zijn De Gruijter en Zuidberg veel op pad. Ze geven onder andere workshops bij Kwaliteitsnetwerken en staan met regelmaat op themadagen. In het najaar van 2024 staat de vijfde oefenronde met PD-onderzoekers gepland. Het project is een voortdurend proces waarin na iedere ronde stappen worden gezet. De Gruijter: “We doen het echt met elkaar als keten, en stoppen ook pas als de PD-onderzoekers enthousiast zijn over de methode en die graag in de praktijk gebruiken.”