'Dicht bij doden zijn is niet nieuw voor mij'
Sectie-assistenten Laura Ashley van den Heuvel en Misha Manise gebruiken de woorden ‘fascinerend’, ‘interessant’ en ‘liefde’ als ze over hun vak praten. Bijna dagelijks worden secties verricht op mensen die mogelijk door een misdrijf om het leven gekomen zijn gekomen. De sectie-assistenten hebben de belangrijke taak om het lichaam van het slachtoffer na de sectie te reconstrueren en toonbaar te maken voor nabestaanden. “Als een slachtoffer bij ons op de afdeling binnenkomt, is er vaak iets heftigs gebeurd. Bij ons is geen dag hetzelfde en we dragen bij aan gerechtigheid. Dat maakt het werk zo mooi.”
Het deskundigheidsgebied Forensische Pathologie van het NFI telt een handvol forensisch pathologen. Zij worden bij secties ondersteund door een team van in totaal zeven sectie-assistenten. Van den Heuvel is verreweg de jongste en de enige vrouw tussen de opvallend grote, veelal kale mannen. “Meer dan tien jaar hebben we geen vrouwelijke sectie-assistente in ons team gehad. Tot Laura Ashley bij ons binnenstapte”, vertelt sectie-assistent Misha Manise. “De mannen wegen met zijn zessen zo’n 800 kilo. Maar de hartjes bij elkaar nog geen 100 gram hoor”, grijnst hij.
Tegendeel bewijzen
Van den Heuvel heeft de studie forensisch laboratoriumonderzoek gedaan. Ze is bij het NFI binnengekomen als stagiaire bij het team Vingersporen. Daarna is ze overgestapt naar Forensische Antropologie, waar ze zich bezighield met de leeftijdsschatting van personen aan de hand van tanden. Toch heeft ze al die tijd één doel voor ogen: bij Forensische Pathologie werken. Hetzelfde werk doen als die zes grote mannen. “Ik ben daar via een omweg terechtgekomen. Veel sneller dan gedacht. Met weinig kennis over pathologie kwam ik binnen. Hoezo geen vrouwen?, dacht ik. Ik voelde een enorme drang om te bewijzen dat ik daar ook bij pas en het werk aankan.”
“Als er iemand uit 1992 ligt, mijn geboortejaar, voel ik dat wel even”
Ze maakte voor het eerst een sectie mee bij de forensische afdeling van de politie. Alles was nog nieuw, maar Van den Heuvel vond het bovenal fascinerend wat er in de sectiekamer gebeurde. Een dood lichaam onderzoeken ervaart de jonge vrouw niet als heftig. “Ik heb hiervoor ook al met overledenen gewerkt tijdens een bijbaan bij een begrafenisondernemer. Dicht bij doden zijn en ze aanraken, is niet nieuw voor mij.” Die bijbaan koos ze bewust, om te voelen hoe het is om zo dicht bij de dood te zijn. Er ligt een mens op de tafel, iemand met familie. Daar is Van den Heuvel zich altijd van bewust. Toch kan ze zich daar goed voor afsluiten en emoties de baas blijven. “Als er iemand uit 1992 ligt, mijn geboortejaar, voel ik dat wel even.”
Liefde en passie
Veel van de sectie-assistenten hebben een vergelijkbare start gehad. Ook Misha Manise is op zijn eenentwintigste begonnen als mortuariumbeheerder, om alvast het nodige te leren. Hij is kort stil en vervolgt stellig: “Je moet passie hebben voor dit vak. Líefde voelen. Dat klinkt misschien vreemd, maar zo is het wel.” Als er vacatures vrijkomen bij het team, is dat ook waar ze mensen op proberen te selecteren. Sollicitanten die hun brief beginnen met ‘Na mijn favoriete serie CSI te hebben gekeken, lijkt dit mij wel wat’, moeten echt met een sterker onderbouwde motivatie komen. “Het is een passie, een manier van leven. We werken soms van ‘s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Je kunt altijd van een feestje weggeroepen worden. Daar moet je wel toe bereid zijn.”
Van den Heuvel voldeed aan de eisen. Ook zij heeft die liefde voor het vak en is bereid om haar privéleven op een tweede plek te zetten. Bij het NFI vinden bijna dagelijks secties plaats, soms meerdere op een dag en dat is hard werken. De sectie-assistent legt uit hoe het team te werk gaat.
Toegebracht letsel
“De hoofdvraag in de sectiekamer is wat de doodsoorzaak van het slachtoffer is. We doen eerst een uitwendige schouw en noteren de bevindingen zorgvuldig. Daarna verzamelen we materiaal zoals hoofdhaar, schaamhaar, bloed en urine voor onderzoek bij andere deskundigheidsgebieden van het NFI”, legt Van den Heuvel uit. “De patholoog kijkt ook naar het toegebrachte letsel”, vult haar collega Manise aan. “Tijdens een sectie bekijkt de arts bijvoorbeeld bij steekwonden hoe vaak er is gestoken en of de steekwonden door hetzelfde mes zijn toegebracht.” De ervaren sectie-assistenten zien en herkennen ook veel. Zo kunnen zij de arts goede ondersteuning bieden. Maar het is altijd de patholoog die het sectierapport schrijft en conclusies trekt.
Na de uitwendige sectie maken de sectieassistenten het lichaam open. Ze bekijken eventuele bijzonderheden onder toeziend oog van de arts en nemen vervolgens stap voor stap de organen uit, die de patholoog onderzoekt. Maar na de sectie begint het eigenlijk pas echt voor het duo. De sectieassistenten reconstrueren het lichaam zodanig dat het toonbaar is voor de nabestaanden. Die taak verrichten ze met veel zorg en aandacht. Zij zien heel wat binnenkomen, bijvoorbeeld mensen met schotverwondingen aan het hoofd. “Er zijn altijd nabestaanden”, vertelt Van den Heuvel. “Wij vinden het erg belangrijk dat we het lichaam respectvol, net en toonbaar kunnen overdragen.” Volgens Manise maakt het op de sectietafel ook helemaal niet uit wie het slachtoffer is. “Al is het iemand die in de media bekend staat als een grote crimineel, er zijn altijd mensen die rouwen.”
Nooit uitgeleerd
Van den Heuvel ziet nog veel nieuwe dingen voorbij komen. Ze weet en herkent nog lang niet alles. Eigenlijk zijn zelfs de meest ervaren sectie-assistenten nooit uitgeleerd. “Het letsel dat ik soms tegenkom blijft me verrassen”, vertelt Manise. “Je moet in dit vak tegen veel opgewassen zijn. Het komt voor dat we alleen een lichaamsdeel binnenkrijgen voor onderzoek. Dat heeft impact, daar hebben wij mee te dealen.”
Van den Heuvel benadrukt dat het daarom zo belangrijk is dat ze een goed team hebben, dat draait als een geoliede machine. Als het een dagje even niet lekker gaat, kunnen de sectie-assistenten bij elkaar terecht. Ze kunnen op elkaar bouwen. Soms hebben collega’s meerdere kindersecties in een week. Dat komt wel binnen, erkennen ze allebei. De collega’s ontlasten elkaar dan door bijvoorbeeld een sectie over te nemen.
“Wij vinden het erg belangrijk dat we het lichaam respectvol, net en toonbaar kunnen overdragen”
Van den Heuvel heeft inmiddels wel bewezen dat ze als jonge vrouw inderdaad is opgewassen tegen de fysieke, maar zeker ook emotionele zwaarte van het vak. Liefde voor het vak, daar begint het.